Sas

Ze vertelt het niemand. Niet aan Mo. Niet aan Jess. Niet aan haar moeder. Vooral niet aan haar moeder.

Ze valt bijna in slaap. Het moment dat niemand kan bevatten tussen waken en slapen, het moment waarin alles vervloeit, waarin de wereld om je heen nog tastbaar is, maar de logica die alles in het gareel houdt reeds langzaam naar de achtergrond verdwijnt.

Ze hoort een stem die spreekt in een taal die zij niet kent.

Het besef dat ze dit niet kan dromen omdat ze geen taal kan dromen die ze niet zelf spreekt is aanwezig, maar ook de twijfel: is dit een taal, betekenen de klanken die ze hoort in haar droom iets?

Ze herinnert zich de volgende ochtend de klanken. Jini Re Jini Re Jini Chadariya

Ze tikt ze in in Google Translate. Ze tapt op taal herkennen.

Bengaals suggereert Translate. Ze denkt aan tijgers en aan thee, de priegelige tekens.

De vertaling uit het Bengaals is: Wie is Ray Ginny, die geketend is.

Maar zodra ze de een van de klanken waarvan ze niet zeker weet hoe ze ze moet opschrijven verandert door een vergelijkbare klank, denkt Translate dat het Hausa is, of Hindi, of Kannada en de vertalingen veranderen mee:

Duizelige straal, magere straal, duizelige inval als het Hindi is, bloed Re bloed Re bloedcellen als het Hausa is.

Ze herinnert zich de volgende ochtend een trap die naar een rivier leidt. Ze herinnert zich de traag stromende, stinkende rivier, de warmte, het gegons van vliegen, de geur van verbrand vlees.

Het zijn dingen die je niet kunt googelen. Je kunt op geen enkele manier achterhalen of het iets is, of het verwijst naar iets, of het meer is dan een droom, of het een herinnering is naar iets wat ooit echt gebeurd is.

Het was een lange dag geweest, en als het druk is op haar werk dan slaapt ze onrustig, dan praat ze in haar slaap, dan woelt ze, dan trekt ze de dekens naar zich toe. Het zijn dingen die ze van zichzelf weet omdat Mo het haar verteld heeft. Het is een kant van zichzelf die ze niet kan kennen. Hoe ben je als je slaapt, als je ver weg bent, hoe gedraagt je lichaam zich als je geest dwaalt door andere werelden. Mo is een slechte slaper, als zij reeds lang vertrokken is, dan ligt hij nog wakker, overdenkt de dag. Als zij ontwaakt dan rommelt hij al in de keuken, heeft zijn laptop open, drinkt koffie.

Het was een lange dag geweest, het begon met de melding op SFO. Een bijzonder geval; een persoon die in slaap gevallen was tijdens de vlucht en die na de landing niet ontwaakte. Hij was naar St. Catherine’s gebracht. Het was een man van tegen de vijftig, regelmatige trekken, grijs aan de slapen een denkrimpel tussen zijn ogen.

Hij sliep. Hij droomde. De CT toonde overduidelijk dat er sprake was van hersenactiviteit, zelfs meer hersenactiviteit dan je gewoonlijk ziet bij een slapend persoon. Het was bizar.

‘Laten we een LP nemen,’ had Saskia voorgesteld. ‘Wie weet zien we iets bijzonders.’

Het was een lange dag geweest. Ze reed over de 1 terug naar het huis dat ze huren in San Francisco. Een weg vol met auto’s, als een voorwereldlijk dier, een enorme zeeslang die het land opkruipt.

‘Hoe was je dag?’ vroeg Mo toen ze thuiskwam.

‘Lang,’ zei ze.

Hij had al een fles wijn opengetrokken, een lekkere fles, een pinot grigio en hij schonk haar in.

‘Hoe was jouw dag?’

‘Same same,’ zei hij.

‘But different.’ Ze lachyen.

Ze dronken. Ze bestelden iets te eten. Netflix. Ze viel in slaap op zijn schoot onder de Mexicaanse deken.

Ze schrikt wakker als de droom komt. Ze kijkt om zich heen, ze ziet Mo niet. Ze ligt op de bank.

Ze herhaalt de woorden: Avadoe maja tadjie na aie.

Ze stommelt naar bed. Natuurlijk valt ze daar weer in slaap, ze slaapt tot het weekend is, een langzame zaterdagmorgen; Mo heeft een eitje gekookt en een pot vol met drip gezet, sourdough in de toaster.

‘Heb je goed geslapen lief?’

‘Ik heb vreemd gedroomd.’

‘Wat voor vreemds heb je gedroomd?’

Ze zou willen dat ze het na kon vertellen. Een trap, glibberige treden, de geur van vlees dat brandt, de zon die opgaat in het oosten, een hemel die rood kleurt op een manier die ze nooit eerder gezien heeft. Stemmen die zingen. Een oude man die haar aankijkt en die de woorden zegt in een taal die zij niet begrijpt.

‘Ik weet het niet. Het was gewoon vreemd.’

Ze zal het nooit aan haar moeder vertellen. Dat is zeker.

De eerste keer dat ze Mo meenam naar huis was haar moeder erover begonnen. Ze had haar hoofd geschud, gekeken naar haar glas alsof daar iets te zien was, ze had zelfs overwogen naar de wc te gaan, maar ze wist dit was onvermijdelijk.

‘Toen Sas klein was, zei ze op een dag tegen me: “Mam, ik had vroeger een andere moeder, en toen sprak ik een andere taal.”’

Hoe vaak heeft haar moeder dit verteld? Talloze keren. Op familiefeestjes, als ze vrienden mee naar huis nam, en ook als er een vriendje kwam. Toen Theo kwam, toen Jason kwam. Nu Mo er is vertelt ze het ook.

‘Ik vond dat zo iets bijzonders. Ze was pas een kind. Ze was misschien drie of vier. Het kwam zomaar uit het niets.’

Mo was een held, Mo kan glimlachen als

‘Wat wil je ermee zeggen, mam,’ had ze gezegd.

‘Ik wil niks zeggen. Ik vertel gewoon wat er gebeurd is.’

‘Je bedoelt er iets mee.’

‘Ik bedoel niks. Ik vertel wat jij gezegd hebt toen je klein was. Dat mag toch wel?’

‘Mijn moeder gelooft in reïncarnatie,’ had ze gezegd.

‘Dat is niet wat ik zeg! Nou ja, ik denk wel dat er heel veel is wat we niet weten. Dingen die we niet kunnen verklaren. Weet je dat op het moment dat je doodgaat, je lichaam 23 gram lichter wordt?’

‘Mam, ik studeer medicijnen. Ik ken het verhaal. Ik weet ook dat het onzin is.’

‘Nou ja, dat weet ik niet hoor. Het zou in ieder geval best kunnen. Maar ik weet wel dat dit echt zo is. Want ik was erbij. Ze was nog een klein meisje. Drie of vier, daar wil ik af wezen, echt nog een pukkie en toen zei ze dat ze een andere moeder had en een andere taal sprak.’

Mo glimlachte, maar Saskia kookte van woede. Haar moeder moest vooral zelf weten wat voor onzin ze geloofde maar ze moest het voor zich houden. Dit was de eerste keer dat ze Mo meenam. De eerste keer, kan ze dan niet een keertje gewoon doen?

‘Mam, geloof je in reïncarnatie?’ had ze gevraagd.

‘Ik weet het niet.’

‘Mam, kun je eerlijk zijn?’

‘Ja, ok, ik geloof daar in. Ik denk dat onze ziel onsterfelijk is. Dat we onze ziel al eens eerder in een ander lichaam heeft geleefd.’

‘Ok,’ zei Saskia. ‘Maar laten we proberen precies te definiëren waar we het over hebben. Stel dat ik ooit eerder iemand anders geweest ben. Is het DNA van die persoon dan identiek aan mijn DNA?’

‘Dat weet ik niet hoor.’

‘Laat ik het makkelijker maken voor je. Als je kunt geloven dat iemand in dit leven een man is terwijl die persoon in een vorig leven een vrouw was, dan is het per definitie zo dat het DNA van die twee personen, die volgens jou dezelfde ziel delen, niet aan elkaar gelijk zijn.’

‘Wat drijf je het toch op de spits, Saskia. Ik vertelde gewoon iets wat jij zei toen je klein was. Mo vertelde over zijn bedrijf en toen dacht ik dit heeft er iets mee te maken. Daarom vertelde ik het. Niets anders.’

Ze had niet losgelaten; ze moest dit in de kiem smoren, ze wilde duidelijk maken dat zij de vreemde ideeën die haar moeder had niet deelde.

‘Ik ga net doen alsof je toegegeven hebt dat ik gelijk heb,’ had ze gezegd. ‘Als we dus kunnen constateren dat ik, op welke manier ben ik dan wel gelijk aan degene die ik zogenaamd in een vorig leven was? Wat deel ik met die persoon als het niet DNA is?’

Haar moeder had Mo aangekeken met een blik alsof zij degene was die vreemde dingen zei. Mo keek zoals alleen hij kon kijken; je kon alles in zijn blik leggen wat je wilde. In zijn donkere ogen kon je zien wat je wilde, maar wat hij echt dacht bleef een raadsel.

Saskia kon hier zo slecht tegen. Haar moeder kon dingen roepen en vervolgens alle vragen die je erover stelde schouderophalend opzij schuiven.

‘Kunnen we het dan kwantitatief bekijken? Op dit moment leven er acht miljard mensen op aarde. Dat is vele malen meer dan er ooit mensen geleefd hebben. Als al die mensen een ziel hebben, waar komen die zielen dan vandaan? Hebben die zielen eeuwen moeten wachten tot we met acht miljard waren voor ze een keer geboren konden worden? Was er een God lang geleden die reeds voorzien had dat we ooit met zovele zouden zijn en had hij daarom een reservoir gevuld met ongeboren zielen?’

‘Lieve Sas, waarom is het zo moeilijk om te aanvaarden dat jij bijzonder bent. Dat jij een uit miljoenen bent?’

Mo had geglimlacht en gezegd: ‘Voor mij is ze in ieder geval een uit miljoenen.’

Alles aan Mo wat ze mooi vond had haar op dat moment gestoord: zijn krullen, zijn glimlach, zijn vermogen mensen voor zich in te nemen, zijn oogopslag.

Haar moeder zal ze nooit vertellen wat ze heeft gedroomd.

Een trap, glibberige treden, de geur van vlees dat brandt, de zon die opgaat in het oosten, een hemel die rood kleurt op een manier die ze nooit eerder gezien heeft. Stemmen die zingen. Een oude man die haar aankijkt en die de woorden zegt in een taal die zij niet begrijpt.

Djini Re Djini Re Djini Tsjadariya

झीनी रे झीनी रे झीनी चदरिया, झीनी रे झीनी रे झीनी चदरिया

के राम नाम रस भीनी चदरिया, झीनी रे झीनी रे झीनी चदरिया

अष्ट कमल दल चरखा डोले, पांच तत्व, गुण तीनि चदरिया

साइँ को सियत मास दस लागे, ठोंक-ठोंक के बीनी चदरिया

सो चादर सुर नर मुनि ओढ़ी, ओढ़ी के मैली कीनी चदरिया

दास कबीर जतन सो ओढ़ी, ज्यों की त्यों धर दीन चदरिया

This is fine, this is fine cloth.

It is been dipped in the name of the lord

The spinning wheel, like an eight-petal lotus, spins,

with five tatvas and three gunas as the pattern.

Lord stiched it in 10 months (the gestation period)

The threads have been pressed to get a tight weave.

It has been worn by gods, people, and sages

they soiled it with use.

Kabir says, I have covered my self with this cloth with great care,

and eventually will leave it like it was.


Jeremy

‘Stel je hebt de keuze. Optie een: een avond thuis op de bank. Je zet een film op die je al hebt gezien, je schenkt jezelf een drankje in, pakt iets te knabbelen, je moeder belt halverwege de film, je zet de film uit en je gaat naar bed zonder het einde te zien. Optie twee: je bevindt je in een ressort ergens op een tropisch eiland. De zon gaat onder achter de palmbomen, je drinkt nog een glas op het terras. Dan ontmoet je een de meest aantrekkelijke persoon die je je maar kunt voorstellen. Jullie raken aan de praat. Hij, zijn, them lachte om je domme grapjes, en net als jij wil zeggen dat je wil gaan slapen, fluistert hij, zij, them in je oor dat hij, zij, them je wil. Je gaat mee en je bedrijft de liefde van zonsondergang tot zonsopgang. Mag ik handen zien voor optie één?’

Geen enkele hand.

‘En voor optie twee?’

Verveeld steekt de gehele klas zijn hand in de lucht.

‘Wacht, wacht, ik ben iets vergeten te zeggen. Als je voor optie twee kiest dan zul je je niets herinneren van die nacht. Zelfs geen vage herinnering, geen flard, geen geur, geen smaak. Het zal zijn of je die nacht nooit beleefd hebt. Mag ik nogmaals de handen zien voor optie twee?’

Een meisje houdt haar hand in de lucht, maar de andere vingers zijn weg. Jeremy glimlacht. ‘Gek he? Iets beleven wat we ons niet herinneren heeft nauwelijks waarde voor een mens.’

Het meisje dat als enige haar hand opgestoken had kijkt hem strak aan, hij schenkt haar een glimlach en ze glimlacht terug. Haar neus is net te groot voor haar gezicht, haar mond iets te breed, het geeft haar iets dierlijks.

‘In deze reeks colleges gaan we het hebben over het geheugen, maar we zullen niet spreken in romantische algemeenheden. We zijn wetenschappers. We gaan kijken hoe het geheugen functioneert, welke delen van ons genoom spelen een rol, welke processen.’

Jeremy loopt voor de zaal langs en drukt bijna achteloos op het knopje van de afstandsbediening. Op het scherm achter hem verschijnt een manshoge afbeelding van het ARC-gen.

‘We zullen in detail kijken naar deze jongen. Het ARC-gen. Het ARC-gen speelt een cruciale rol bij het bewaren van herinneringen. Zonder het ARC-gen zouden we allemaal ongelukkig zijn omdat we ons niets zouden herinneren van onze passievolle nachten, noch van de avonden waarop onze moeder ons belde en we de film niet af konden kijken.’ Gelach.

‘ [iets meer uitleg]. Als je kijkt hoe het ARC-gen werkt, dan zien we dat zijn modus operandi nauwelijks verschilt van dat van bijvoorbeeld het HIV-virus.’

Klik. Op de achtergrond speelt een 3D animatie af waar we het ARC-gen in actie zien.

‘De reden dat het ARC-gen zich gedraagt als een virus, is dat het waarschijnlijk van virale oorsprong is. De schattingen lopen nogal uiteen, maar het is niet onwaarschijnlijk dat bijna de helft van ons genoom van virale oorsprong is; en het heeft er dus alle schijn van dat een van de functies van onze hersenen die wij zien als essentieel voor ons welbevinden, maar die ook cruciaal is voor ons vermogen te leren, een functie zonder welke we ons geen bewustzijn kunnen voorstellen, ooit door een virus vervuld is. We moeten waarschijnlijk vijfhonderd miljoen jaar terug. Rond die tijd werd het ARC-virus deeld van ons genoom. Ik zeg ons, maar wij waren in die tijd nog vormeloze wezentjes, die ronddreven in de Oceaan. We hadden geen geheugen, maar we hadden er ook geen behoefte aan. We wisten nauwelijks wat voor en achter was. Toen kwamen we in aanraking met een virus, en dat virus hielp ons om informatie op te slaan. Ik geef toe, ik vind het best lastig om te bedenken wat voor soort informatie een amoebe zou willen opslaan, welke dingen een amoebe zou willen onthouden, maar ik geloof wel dat het vermogen om iets te onthouden een enorm evolutionair voordeel geeft. Alle dieren die we kennen beschikken over het ARC-gen, de kleinste vlieg, de kwal, de luiaard en jullie. Met andere woorden: als je een amoebe was die niet geïnfecteerd werd door dat virus, dan had je nul kans om het te overleven. Alle andere amoebes in je klas konden iets wat jij niet kon. Zij konden informatie opslaan. Zij wisten vandaag wat er gisteren was gebeurd.’

Het ARC-gen is een oude vriend van Jeremy Nicholson. Zijn promotor Fanny McFarland zette hem ooit op het spoor. Hij had zijn eigen dromen, hij wilde iets groots, iets complex onderzoeken, niet een onbetekenend deel van het genoom. Zij glimlachte slechts.

‘Een promotie is een ritueel. Je moet vier jaar iets uitzoeken wat niemand op de hele wereld ene moer interesseert en als je dat kunt, dan kun je alles. En je zult zien; als je alles weet van een onderwerp dan weet je dat je niets weet en dan wordt het pas echt interessant. Weet je wat het favoriete dier van Charles Darwin was? Slakken [check] De grote man, de grondlegger van de evolutietheorie had een voorkeur voor slakken. Vormeloze dieren